Zit er genoeg sediment in het Haringvliet voor wisselpolders?
Langs sedimentrijke wateren zoals de Waddenzee en de Westerschelde slibben als vanzelf grote delen van de getijdengebieden op. Dit kan ook langs het Haringvliet als de Haringvlietsluizen open gaan en het getij terugkomt: slib vanuit zee en de rivieren zal dan worden afgezet op de oevers.
De verwachting is dat er genoeg sediment is om 15.000 hectare nieuwe natuur mee te laten groeien met de zeespiegelstijging. Dat is meer areaal aan getijdennatuur dan er nu is.
Daarom is er in het Haringvliet aanvulling van sediment nodig. Dat kan gebaggerd slib zijn uit de omgeving van Rotterdam dat vrijkomt bij het reguliere onderhoud van de vaargeul. Daar worden nu al proeven gedaan met duurzaam sedimentbeheer. Via de rivieren de zee zal zandig materiaal niet vanzelf in het Haringvliet belanden. Kunstmatige inbrenging daarvan is nodig.
Elke nieuwe waterkering moet voldoen aan de eisen van de Waterwet. Afhankelijk van de lokale omstandigheden zijn dubbele dijken zodanig uit te voeren, dat de totale kosten en baten voor een dubbele dijkzone gunstiger uitpakken dan die voor een enkele dijk: het NIOZ becijferde een besparing van ruim 300 miljoen euro voor de dijken langs Haringvliet en Hollands Diep, vooral als gevolg van sterk verminderde onderhoudskosten.
Waar zit de winst voor de natuur rond de noordrand?
In en om Rotterdam is er veel getij omdat de Nieuwe Waterweg in open verbinding
staat met de Noordzee. Maar door verstedelijking en industrialisatie is de afgelopen tweehonderd jaar ongeveer 5000 hectare aan buitendijkse natuur verdwenen. De oevers zijn stijl en bieden weinig kansen voor aanslibbing.
De Nieuwe Waterweg wordt verondiept door niet meer te baggeren. Dit vermindert de getijgolf en daarmee hoogwater stroomopwaarts en de
indringing van zoutwater via de Nieuwe Waterweg. Zo blijft er ook meer water over om zoutwaterindringing in het Haringvliet tegen te gaan en kunnen daar de sluizen echt open. Het voorkomt bovendien voorlopig de noodzaak om de Nieuwe Waterweg af te sluiten, waarmee deze riviertak dus een dynamische open getijdenrivier kan blijven. De vervanging van de Maeslantkering wordt er mogelijk goedkoper door.
Door de minder steil aflopende oevers aan de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas kunnen hier meer natuurlijkere oevers worden ontwikkeld, waarmee we de gebiedseigen natuur tot midden in de stad kunnen verwelkomen. Deze inrichting is gebaseerd op de trends en verwachtingen dat havenvoering steeds meer westwaarts zal plaatsvinden. Het Calandkanaal blijft wel bereikbaar voor de diepe scheepvaart, zodat de Rotterdamse haven geen schade lijdt. De meest stedelijke havenbekkens kunnen dan een natuur- en woonbestemming krijgen met ruim te voor natuur, zoals met het programma Rivier als Getijdenpark al gedurende enige jaren wordt uitgevoerd.
In de Nieuwe Waterweg vinden al proeven plaatsen om slim baggeren te combineren
met aanleg van nieuwe natuur. Werd voorheen de bagger naar zee getransporteerd,
nu krijgt het een plek langs oevers. De nieuwe natuurlijke oevers worden ‘getijdenparken’ genoemd. Brienenoord, Nassauhaven en Landtong Rozenburg zijn daar voorbeelden van.